Engerlingen

Op zandgronden ervaren veehouders en akkerbouwers de laatste jaren meer problemen met engerlingen in grasland en aardappelpercelen. Deze larven van de meikevers en rozenkevers (bladsprietkevers) vreten in gras aan de graswortels, wat plekken met verwelkend gras oplevert.

De kale plekken veronkruiden, wat ten koste gaat van de kwaliteit van zowel de zode als het gras. In de teelt van aardappelen vreten engerlingen aan de knollen. Dit levert beschadigde knollen op en verlaagt opbrengst.

Chemische bestrijding niet mogelijk

In zowel grasland en aardappelen zijn geen insecticiden tegen engerlingen toegelaten. Inzet van insecticiden tegen engerlingen lijkt ook niet direct de oplossing van het probleem. Enerzijds zijn de engerlingen op het moment van vraat slecht bereikbaar voor insecticiden en daardoor minder kwetsbaar. Preventief zijn insecticiden effectiever, maar de noodzaak kan dan echter nog niet duidelijk worden vastgesteld.

Uit recent onderzoek blijkt dat bepaalde cultuurmaatregelen engerlingen afdoden. Uit een deskundigendag bleek dat goed beheerd grasland minder gevoelig is voor schade door engerlingen.

De Engerlingen familie

Engerlingen is een verzamelnaam voor larven van bladsprietkevers. De larven van veel van deze soorten hebben als overeenkomst dat ze ondergrondse plantendelen aanvreten waardoor planten afsterven. Schade door engerlingen kan in allerlei gewassen voorkomen, omdat engerlingen in het algemeen polyfaag zijn; dit wil zeggen dat ze weinig kieskeurig zijn in het voedselmenu. Bekend is schade aan 1- en 2-jarige (fruit)boompjes, vaste planten (zoals pioenrozen), akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen en – in Nederland – vooral aan gras, van golfbanen tot graslandpercelen.