Voedselzekerheid: gezond en genoeg voedsel van dichtbij

Header website_0000s_0033_Bodem gewas grond

Voedselzekerheid houdt in dat er gezond en genoeg voedsel is voor iedereen. Wereldwijd is dat nu al een flinke uitdaging, die alleen maar groter wordt door bevolkingsgroei en klimaatverandering. En ook in Nederland staat het voedselsysteem onder druk. We zetten op een rij wat er in ons land nodig is om te blijven zorgen voor gezond en genoeg voedsel van dichtbij.


Wat is voedselzekerheid?

Voedselzekerheid houdt in dat iedereen kan beschikken over genoeg, gezond en veilig voedsel. Dat betekent dat er niet alleen genoeg voedsel moet worden geproduceerd, maar dit moet ook betaalbaar zijn en op de juiste plekken beschikbaar zijn.

Volgens de definitie van de Verenigde Naties voldoet dat voedsel ook aan de lokale voedselvoorkeuren en past het binnen een voedingswijze die een actief en gezond leven mogelijk maakt. Dat is op dit moment zeker niet overal ter wereld mogelijk en dat probleem zal in de toekomst naar verwachting alleen maar groter worden. Daarom staat voedselzekerheid hoog op de internationale politieke agenda. 

Grootste uitdagingen: bevolkingsgroei en klimaatverandering

Naast tijdelijke crises, zoals de oorlog in Oekraïne, is de snelgroeiende wereldbevolking de belangrijkste fundamentele uitdaging voor het veiligstellen van voedselzekerheid. Hierdoor neemt de vraag naar voedsel in de komende jaren enorm toe. Naar verwachting leven er in 2050 ongeveer 9,3 miljard mensen op aarde. De grootste bevolkingsgroei wordt bovendien verwacht in gebieden waar de voedselzekerheid nu al een probleem is, zoals in Afrika en grote delen van Azië.

De tweede uitdaging voor voedselzekerheid is klimaatverandering. Doordat we overal ter wereld steeds vaker te maken krijgen met droogte of juist met wateroverlast, zullen boeren en tuinders het steeds moeilijker krijgen om vruchtbare grond voor het verbouwen van voedsel te houden.

Minder bekend, maar ook een probleem: voedselnationalisme

Een andere uitdaging op het gebied van voedselzekerheid is ‘voedselnationalisme’. Dit betekent dat landen of groepen van landen hun eigen voedselproductie proberen te beschermen met allerlei handelsrestricties. Dat is slecht nieuws voor mensen in gebieden waar het moeilijker is om voedsel te verbouwen. Voor hen wordt het daardoor moeilijker om aan betaalbare voeding te komen.

Volgens Thijs Cuijpers, specialist in strategische voedselkwesties bij LTO Nederland, speelt dit al jaren. “Met name in China, Rusland en Zuid-Amerika zie je dat overheden hun eigen voedselproductie willen beschermen. Ze willen minder afhankelijk zijn van andere landen. Door die ontwikkeling beginnen we in Europa ook steeds vaker te kijken hoe we meer zelfvoorzienend kunnen worden. Bijvoorbeeld door zelf meer plantaardige eiwitten te gaan verbouwen, zoals soja.”

Voedselzekerheid: in Nederland geen issue?

Al die internationale ontwikkelingen lijken voor ons als consument in de supermarkt ver weg. Hier in Nederland vinden we genoeg en gezond voedsel al vele tientallen jaren de normaalste zaak van de wereld. Dat komt door onze efficiënte landbouw en ons uitgekiende voedselsysteem. We exporteren veel voedsel, maar we importeren ongeveer net zoveel. Van over de hele wereld. De schappen in de supermarkt liggen daardoor altijd vol, we kunnen het hele jaar vrijwel elke soort fruit of groente kopen en zelfs grote internationale crises, zoals de coronapandemie of de oorlog in Oekraïne, lijken amper invloed te hebben op dat aanbod.

Toch is ook ons voedselsysteem kwetsbaar

Veel mensen staan er amper bij stil hoe goed we het hier hebben geregeld. “En dat maakt dat voedselzekerheid heel lang geen issue is geweest in Nederland”, zegt Cuijpers. “Alleen de boeren en tuinders hadden het erover. No farmers, no food, zeggen we dan. Maar pas toen we met zijn allen merkten dat de zonnebloemolie, het veevoer en de graanvoorraden uit Oekraïne ineens niet meer beschikbaar waren door de oorlog en de prijzen van levensmiddelen gingen stijgen, werd duidelijk hoe kwetsbaar dat systeem ook hier is.”

Het Nederlandse voedselsysteem is een voorbeeld voor de wereld

Ook al is het voedselsysteem ook in Nederland dus kwetsbaar, toch hebben we het hier nog steeds prima voor elkaar. Sterker nog: om de wereldwijde problemen rond voedselzekerheid op te lossen, is Nederland een gidsland, en dan in het bijzonder als het gaat om onze agrarische sector. Waarom is dat zo?

1. We werken ontzettend efficiënt

Nederland is daarnaast wereldkampioen in efficiënt voedsel verbouwen. De productiviteit in de landbouw ging tussen 1995 en 2015 met 50 procent omhoog. Met minder mensen maken we tegenwoordig veel meer voedsel. Als alle boeren en tuinders ter wereld op de Nederlandse manier zouden werken, dan zou voedselzekerheid geen issue meer zijn.

Vandaar ook dat heel veel van onze kennis en werkwijzen worden verkocht aan andere landen. Zo maken we in Nederland slimme landbouwmachines en verkopen we veredelde zaden van planten die optimaal bestand zijn tegen bijvoorbeeld droogte of hitte. Zo kunnen boeren en tuinders vrijwel overal ter wereld bijvoorbeeld wortels telen met minder bestrijdingsmiddelen.

2. We hebben een uitstekende infrastructuur

We hebben het in Nederland ook prima voor elkaar wat betreft infrastructuur. We zijn een vruchtbare delta met een aantal grote havens, waar veel belangrijke grondstoffen voor de rest van Europa binnenkomen. Bijvoorbeeld cacao en soja.

Daarnaast werken veel boeren van oudsher coöperatief samen. Dat betekent dat ze gezamenlijk eigenaar zijn van de verwerkende industrie. Voorbeeld daarvan zijn zuivelgigant Friesland Campina en grote graanverwerkers als Agrifirm en CZAV. Door veel in eigen beheer te houden, is nauwe samenwerking mogelijk. Daardoor is dat efficiënte werken mogelijk en weten we veel van de productie en verwerking van ons voedsel in eigen land te houden.

3. Wat we maken, verhandelen we met onze buren

Veel van het voedsel dat we hier maken, gebruiken we zelf. Maar een aanzienlijk deel gaat naar het buitenland, met name naar onze buren. Ongeveer 78 procent van de totale export is bestemd voor landen als Duitsland, België en Frankrijk. Tegelijkertijd importeren we ook veel voedsel uit diezelfde gebieden, vooral graan. Zo zorgen we er als Europese Unie voor dat we samen zo zelfvoorzienend mogelijk zijn.

Wat betreft export van landbouwproducten is Nederland ‘tweede van de wereld.’ Op zich klopt dat, maar voor voedsel klopt het zeker niet. Het grootste aandeel van die landbouwexport is immers bloemen en planten. En bovendien bestaat ongeveer een kwart van die export weer uit producten als fruit en cacao, die binnenkomen in onze havens en meteen weer de grens overgaan naar andere landen in de EU.

4. We maken waar mensen om vragen

Voor een goed werkend voedselsysteem en voedselzekerheid is het belangrijk dat het aanbod aansluit op de vraag. Nu maken we in Nederland bijvoorbeeld relatief veel zuivel, varkensvlees en kalfsvlees. Veel meer dan we zelf opeten. Is dat dan te veel? Nee, want Nederlandse boeren en tuinders produceren niet alleen voor Nederland, maar ook voor onze buren in de Europese Unie. Ons vlees, kaas en aardappelen zijn precies genoeg om te zorgen dat elke Europeaan volgens de schijf van vijf kan eten.

5. We verspillen bijna niets

Wereldwijd verspillen we ongeveer een derde van al het geproduceerde voedsel. Bij elkaar heeft dat een waarde van 750 miljard dollar per jaar. Dat komt doordat voedsel bederft, er te veel van wordt gemaakt en het niet op tijd op de juiste plaats terechtkomt. Of omdat de productie niet efficiënt is. Dat is doodzonde.

In Nederland doen we dat heel veel beter. In de voedselsector zijn ze er trots dat vrijwel alles in de keten wordt ‘verwaard’. In goed Nederlands betekent dit dat alles wat overblijft, alsnog op de een of andere manier wordt verkocht. Zo verkoopt de voedingsindustrie vrijwel alles wat wij als mensen niet opeten aan veevoerbedrijven. Koeien eten bijvoorbeeld bierbostel, een restproduct wat overblijft bij de productie van bier. In elke stap tussen de boer en het winkelschap wordt heel scherp gekeken hoe we voedsel niet verloren hoeven laten gaan.

6. We werken duurzaam en worden daarin steeds beter

Voor voedselzekerheid is het belangrijk dat we op een zo duurzaam mogelijke manier werken. Wereldwijd is de grootste bedreiging op dit gebied de beschikbaarheid van vruchtbare landbouwgrond. Dat komt onder andere door verstedelijking, verzilting van de bodem in kustgebieden door de stijgende zeespiegel en door erosie. Door klimaatverandering en door te intensief gebruik of door verkeerd gebruik, raakt de bodem uitgeput en veranderen de akkers in woestijngrond. In grote delen van Afrika en Azië, maar ook bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, is dit een levensgroot probleem.

Volgens Marjon Krol, projectleider bij ZLTO, is duurzaam bodembeheer cruciaal. “Een gezonde bodem met veel organische stof, is de basis voor een weerbare teelt en voedselproductie die beter bestand is tegen klimaatextremen, zoals droogte of juist teveel water. Gezonde bodems hebben ook minder gewasbescherming en kunstmest nodig.”

‘Voorloper in duurzaamheid door snelkookpan in Nederland’

In Nederland werken we al jaren met precisiebemesting en het spaarzaam inzetten van gewasbescherming. Dat zijn goede stappen, waar de rest van de wereld ook mee aan de slag moet.

Nederland is ook op veel andere gebieden voorloper in duurzaamheid in de landbouw. Dat moet ook wel, zeg Cuijpers. “Doordat burgers en boeren zo dicht op elkaar leven in ons land, zijn boeren altijd gedwongen geweest om met oplossingen te komen voor eventuele overlast als stank, geluid en milieueffecten van hun bedrijfsvoering. Vandaar dat we in Nederland vaak veel strengere regels hebben dan in de ons omringende landen. Dat zorgt voor een soort snelkookpan-effect. Het heeft er bijvoorbeeld voor gezorgd dat we in de Nederlandse kassen biologische gewasbescherming hebben uitgevonden.” 

Voorbeeld voor de wereld, waarom zijn boeren dan zo boos?

Ook al zijn de Nederlandse boeren en tuinders een voorbeeld voor de rest van de wereld, hier in Nederland komen ze steeds vaker in de knel. Veel efficiënter kunnen ze vaak niet meer werken en, met de huidige prijzen die de boeren ontvangen, ook niet veel duurzamer. Tegelijkertijd wordt dat door strengere regelgeving en door toenemende internationale concurrentie wel van ze geëist. Ondertussen blijft de extra beloning vanuit de markt voor die extra inspanningen uit. Daardoor staat veel kleine tot middelgrote bedrijven het water aan de lippen.

Voor boeren én voedselzekerheid zijn keuzes nodig

Om te kunnen blijven zorgen voor goed, genoeg en gezond voedsel van dichtbij hebben we die boeren en tuinders wel nodig. Ze moeten een eerlijke prijs krijgen voor hun producten en diensten. Daarom is het belangrijk dat we als samenleving keuzes gaan maken. Want niet alles kan in ons kleine land.

Een eerlijke prijs voor boeren: drie scenario’s

Er is maar een manier waarop boeren en tuinders nu en in de toekomst kunnen blijven bestaan en dat is dat ze een eerlijke prijs krijgen voor hun werk. Dat kan bijvoorbeeld op deze drie manieren:

  • Ondersteun boeren in de transitie naar een duurzame bedrijfsvoering

    Vrijwel alle boeren en tuinders zien de noodzaak om verder te verduurzamen. Maar dat kost geld. En dat hebben ze vaak niet. “Voor duurzaam bodembeheer is vaste mest bijvoorbeeld beter dan drijfmest”, zegt Marjon Krol, projectleider bij ZLTO. “Maar daarvoor heb je als veehouder ten eerste een compleet andere stal nodig en moet je ook je land op een andere manier gaan bemesten. Met name het eerste vraagt om een flinke investering en dat geld verdien je als boer op dit moment op geen enkele manier terug.”

    Daarom is het belangrijk dat we boeren en tuinders ondersteunen in de transitie naar een meer duurzame bedrijfsvoering. Bijvoorbeeld door boeren te betalen om CO2 op te slaan in landbouwgrond. Dat noemen we carbon farming. En door boeren te helpen natuurinclusiever te werken, zodat ze kunnen bijdragen aan meer biodiversiteit.

  • Ondersteun bedrijfsontwikkeling

    Sommige boeren willen veel en efficiënt produceren voor de Europese markt. Dat is belangrijk om voeding betaalbaar te houden voor grote delen van de Europese bevolking. Door die schaalvergroting, beter technieken en innovaties kunnen ze goede afspraken maken met ketenpartners. Dat zorgt voor voedsel van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs voor consumenten. Daarnaast maakt schaalgrootte het mogelijk de benodigde investeringen in duurzaamheid te financieren. Cuijpers: “Neem de varkenshouderij in Nederland. Vrijwel al het varkensvlees in de supermarkt komt uit Nederland en heeft één ster volgens het Beter Leven Keurmerk van de Dierenbescherming. Dat is goed geregeld. Op plekken waar dat kan, moeten we dat ook mogelijk blijven maken.”
  • Zet in op korte ketens

    Sommige boeren kiezen voor toegevoegde waarde. Ze gaan biologisch of ze specialiseren zich in een bijzondere groente of bijvoorbeeld een bijzondere vleeskoe voor het duurdere segment. Dit soort producten zit in de beginfase vaak in een niche en in zogenoemde ‘korte ketens’. Dat betekent dat er weinig schakels zitten tussen de boer en de consument en dat de marge voor de boer hoger is. Dat geld gebruiken ze vaak om verder te verduurzamen. Marjon Krol: “Een hele positieve ontwikkeling dus. De markt voor dit soort initiatieven groeit. Supermarkten beginnen aan te haken. Het is zaak om er voor te blijven zorgen dat die korte ketens weliswaar groeien in omvang, dus dat meer mensen die producten kopen, maar dat tegelijkertijd die hogere marges bij de boer terecht blijven komen.”

Nu nog pilots: meer structurele ondersteuning nodig

Op dit moment zijn Carbon farming en werken aan biodiversiteit nog vaak pilotprojecten. Krol: “Om echt het verschil te maken, hebben we een structurele aanpak nodig. Zodat boeren en tuinders duidelijkheid krijgen over hun toekomst en hun inkomsten en dus zeker weten dat hun investeringen ook echt iets gaan opleveren.”

Conclusie: zonder boeren en tuinders geen voedselzekerheid

Kortom: om te blijven zorgen voor genoeg en gezond voedsel van dichtbij, hebben we boeren en tuinders nodig die duurzaam hun werk kunnen doen. Dat kunnen ze niet alleen. Als consument kunnen we ze helpen door vaker te kiezen voor duurzame producten van dichtbij. En de politiek kan boeren en tuinders ondersteunen door een duidelijk toekomstperspectief te bieden.

Waarom worden alle boeren niet gewoon biologisch?

Biologisch wordt je niet zomaar als boer of tuinder. Om echt biologische producten te leveren, moet de bodem helemaal vrij zijn van kunstmest en andere chemische middelen. De omschakelperiode is daardoor minimaal twee jaar. In die jaren moet een boer dus wel biologisch en duurder werken, maar krijgt hij of zij nog steeds niet meer betaald voor zijn producten. Voor veel boeren is dit een groot risico.

Een tweede probleem is dat de markt voor biologische producten moet groeien om ruimte te bieden voor nieuwe biologische boeren. Volgens Thijs Cuijpers van LTO is de rekensom simpel: “Als we meer biologische boeren willen, dan zullen we als samenleving eerst moeten zorgen dat we zelf vaker voor biologisch kiezen in de supermarkt.”