‘Verbinding met de maatschappij gaan we hard nodig hebben’

jeanjan2
Mark IJsendoorn - Nieuwe Oogst

Na acht bewogen jaren nemen Janus Scheepers en Jeannette van de Ven deze maand afscheid als ZLTO-bestuurders. De een is een ‘straatvechter’ in de belangenbehartiging, de ander zoekt juist verbinding. ‘Dat is heel complementair.’


Jullie combineerden beiden de bestuursfunctie met een actief bedrijf. Hoe is dat?

Van de Ven: ‘Dat houdt me nuchter en nederig. Als bestuurder zit je veel in je hoofd met complexe zaken. Als ik op het bedrijf bezig ben, dan denk ik: ach, waar hebben we het ook over. Het relativeert. En leden zien mij als een van hen. Het is daarom belangrijk om actieve ondernemers in het bestuur te hebben.’

Scheepers: ‘Mee eens. Persoonlijk vraagt het wel wat van je. Ik wilde eigenlijk alleen maar boeren, maar ik was wel begaan met de sector. Thuis hebben we er een balans in moeten vinden. Als bestuurder ben je veel van huis.’

Wat hebben jullie gemeen als bestuurders en waarin verschillen jullie?

Van de Ven: ‘We zijn allebei gedreven om het goede te doen voor onze leden. Janus is meer een straatvechter en ik meer van de fluwelen handschoenen. Hij zoekt meer de confrontatie op en ik meer de relatie. Dat is heel complementair. Soms heb je het een nodig en soms het ander.’

Scheepers: ‘Wij zijn twee uitersten met veel wederzijds respect. We zetten ons allebei in voor toekomstbestendigheid in de sector. We vliegen dat op verschillende manieren aan, maar het doel dat we voor ogen hebben is voor ons allebei gelijk.’

Je bent de eerste vrouwelijke hoofdbestuurder van ZLTO. Wat vind je daarvan?

Van de Ven: ‘Ik vind dat wel bijzonder. Een gemengd team geeft een andere dynamiek. Ik juich het toe als we weer een vrouw kunnen vinden voor het hoofdbestuur. Van onze 12.000 leden zijn maar 2.000 vrouw. Ik zou dat graag anders zien. Je ziet vaak dat vrouwen de verbindingmakers zijn met de buitenwereld, doordat ze een baan buitenshuis hebben of andere ouders tegenkomen op het schoolplein. Ze spelen dus een belangrijke rol voor de sector, ook als ze niet in het bedrijf werken. De laatste twee jaar heb ik hard gewerkt om vrouwen meer in beeld te krijgen en te betrekken bij de vereniging. Bijvoorbeeld met boerinnenborrels en met de film De pijn op het platteland.’

Leden kunnen veel vragen van bestuurders. Ook persoonlijk. Hoe gingen jullie daarmee om?

Van de Ven: ‘Bestuurder word je niet voor het applaus. Als je je alle kritiek persoonlijk aantrekt, dan heb je geen leven. Je moet oppassen dat je niet de boodschapper wordt van politieke besluiten, want daar worden wij voor neergesabeld. Dat vraagt om oprechte verbinding met je leden. Mijn boodschap is altijd: de sector, dat ben je zelf. We moeten het samen doen.’

Scheepers: ‘Leden verwachten dat wij het voor ze regelen. Politieke profileringsdrang maakt dat soms moeilijk. Kijk naar de stikstofcrisis. We hadden potverdorie een goed plan liggen om stikstofreductie en dierwelzijn aan te pakken. Dat de provincie op de afspraken terugkwam, heeft alles vertraagd.

‘We hebben daar diplomatiek werk gedaan, we hebben samen met de boeren protest gevoerd, we hebben een rechtszaak gevoerd. Onze leden zien dat we het maximale hebben gedaan, maar het was niet voldoende. Op het moment speelt er weer zoiets in de Peel. Terwijl we samen proberen om de grondwaterbalans in orde te brengen, wil de overheid gaan handhaven op beregeningsputten. Wie verzint het om samen aan tafel te zitten en tegelijkertijd handhaving op ons af te sturen?’

Werkt belangenbehartiging tegenwoordig anders dan voorheen?

Van de Ven: ‘Lange tijd hebben we veel invloed gehad. Dat is minder geworden. Een verlanglijstje op tafel leggen bij de politiek, werkt niet. Met alleen praten win je geen wedstrijd.’

Scheepers: ‘Het belang van projecten voor de belangenbehartiging is niet te onderschatten. We moeten zelf werken aan verbetering, zodat we kunnen laten zien dat we het goed doen, en ook wat niet werkt. Het is van grote waarde dat als de politiek wetgeving begint te maken, wij al kunnen laten zien dat we er ervaring mee hebben en kennis hebben vergaard.

‘Bijvoorbeeld: toen de overheid nutriënten verontreinigde-gebieden aanwees, konden wij dankzij het project BodemUp laten zien dat het grondwater in acht van de tien waterwingebieden in Noord-Brabant binnen de normen is. Wat we goed doen, moeten we profileren en naar de politiek brengen.’

Van de Ven: ‘Ik denk dat verbinding iets is dat we hard nodig gaan hebben. De boerenstand is tanende en wordt minder gezien als een succesfactor van Brabant en Zeeland. Je moet zorgen dat boeren en tuinders in de lokale gemeenschap goed verankerd zijn en draagvlak hebben. Dat is steeds belangrijker om zaken te bereiken.’

Welke ontwikkeling in de sector maakt jullie het meest optimistisch?

Scheepers: ‘Kringlooplandbouw is een goed voorbeeld van hoe we tussen meerdere sectoren de onderlinge kracht kunnen vinden en het gemeenschappelijke belang kunnen zien. De dierhouderij en de plantenteelt kunnen een cirkel maken die iedereen ten goede komt.’

Van de Ven: ‘Ik heb veel vertrouwen in de jonge garde die klaarstaat voor de bedrijfsovername. Over het algemeen goed opgeleid en maatschappelijk bewust.’

Scheepers: ‘Tegelijkertijd wordt die groep jonge boeren en boerinnen uitgedund, omdat ze in totale onzekerheid zitten. Ik heb zorgen over een grote groep die tussen wal en schip dreigt te vallen door onbestendig beleid.’