Uitwerking van ‘overgangsgebieden’ kan agrariërs kansen bieden

black-tailed-godwit-4198003_1280
LTO Nederland

Gisteren publiceerde BIJ12 het advies ‘Aan de slag in de overgangsgebieden Natura 2000: boeren met het landschap’ van de werkgroep Overgangsgebieden. Deze werkgroep bestaat uit experts van maatschappelijke organisaties en overheden. LTO heeft deelgenomen in de werkgroep en input geleverd voor het rapport. LTO ziet kansen voor agrariërs in overgangsgebieden onder de goede randvoorwaarden: vrijwillige deelname, volledige compensatie en de garantie dat landbouwgrond ook in de toekomst landbouwgrond blijft.


In provinciale gebiedsprogramma’s werken provincies aan de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG). Het gaat hierbij ook om maatregelen rondom Natura2000-gebieden. LTO heeft input geleverd aan een werkgroep die de omgang met deze zogenaamde ‘overgangsgebieden’ heeft uitgewerkt: gebieden waar landbouw en natuur ruimtelijk samenkomen. Deze (overwegend agrarische) gebieden kunnen een bijdrage leveren aan het realiseren van doelen voor natuur, water en klimaat. Terecht stelt het rapport nadrukkelijk dat overgangsgebieden geen doel op zich zijn, en ook geen statisch karakter hebben. Het zijn gebieden die kansen kunnen bieden om nieuwe ontwikkelingen te ondersteunen. Kernbegrippen zijn maatwerk en vrijwilligheid: het is aan partijen in het gebied zelf om hun verhaal te maken, op zo’n manier dat dit ook past bij het agro-economische en gebiedseigen karakter van de streek.

Het rapport presenteert een stappenplan waarmee betrokken partijen in een provinciaal gebiedsproces uitwerking kunnen geven aan de vraag of het aanwijzen van een specifiek overgangsgebied zinvol is of niet, hoe om te gaan met toekomstige agrarische en economische ontwikkelwensen om te voorkomen dat een gebied op slot raakt, hoe overgangsgebieden voldoende perspectief kunnen bieden voor de landbouw en hoe daarin om te gaan met (de beschikbaarheid van) grond. Dit stappenplan is geen in-beton-gegoten blauwdruk, maar een handreiking: het brengt de keuzes in beeld die in gebiedsprogramma’s in goede consensus gemaakt kunnen en moeten worden.

Zorgen

Bij veel boeren en tuinders bestaat wantrouwen over het fenomeen ‘overgangsgebieden’. Uit het verleden zijn voorbeelden bekend waarbij overgangsgebieden, enkele jaren nadat zij werden ingesteld, alsnog binnen de begrenzing van een strikt beschermd natuurgebied werden geplaatst. De zorg die leeft dat overgangsgebieden een ‘voorportaal’ zijn voor uitbreiding van natuurgebieden is dan ook niet vreemd. In het rapport stellen de opstellers nadrukkelijk en expliciet dat uitbreiding van het natuurareaal niét van toepassing is in overgangsgebieden. LTO ziet dan ook de genoemde 80.000 ha extra natuur als onderdeel van de lopende NNN-opgave en niet als uitwerking binnen het concept van overgangsgebieden.

De handreiking richt zich volledig op overgangsgebieden waarbij het overkoepelende doel is om meerwaarde voor natuur, klimaat en water te integreren in de agrarische bedrijfsvoering. LTO adviseert agrariërs die te maken krijgen met overgangsgebieden om ook in de specifieke context van het gebiedsproces nogmaals de garantie te krijgen dat de agrarische grondbestemming ook in de toekomst gegarandeerd blijft.

Boeren in overgangsgebieden kan meer of minder vergaande concessies in de bedrijfsvoering met zich meenemen. LTO blijft erop hameren dat boeren die ervoor kiezen om binnen die context hun bedrijfsvoering te extensiveren of om te schakelen, snel duidelijkheid moeten krijgen over de regelingen waarop zij zich kunnen beroepen om deze transitie mogelijk te maken. Datzelfde geldt voor boeren die voor verplaatsing opteren.

Voor boeren en tuinders die kiezen voor een ontwikkelspoor binnen overgangsgebieden moet dit aantrekkelijk zijn en resulteren in een toekomstbestendige bedrijfsvoering. Het rapport noemt wat LTO betreft de goede randvoorwaarden die daarvoor nodig zijn: voldoende beschikbaarheid van grond (aankoop of gebruiksrecht), goede begeleiding bij de toekomstige bedrijfsontwikkeling, compensatie van inkomstderving en een goede, marktconforme vergoeding voor geleverde ecosysteemdiensten inclusief zwaardere beheerpakketten voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer. In de tekst wordt ‘natuurinclusieve’ landbouw als toekomstbeeld gesuggereerd. Vanuit LTO willen we hier invulling aan geven vanuit de Visie Biodiversiteit die LTO in juni jl heeft vastgesteld.

Vertrouwen

Als bijlage bij het rapport is een bundel gepubliceerd met interviews met betrokkenen bij gebiedsprocessen die nu gaande zijn. Ieder gebied is anders, maar de aanbevelingen komen vaak op hetzelfde neer: het draait om samenwerking, om vertrouwen, om aandacht voor mensen boven processen. De provinciale gebiedsprogramma’s kunnen een waardevolle en noodzakelijke bijdrage leveren aan het realiseren van doelen voor natuur, klimaat en water én tegelijkertijd boeren en tuinders duidelijkheid en perspectief bieden. Uiteindelijk wordt dat succes boven alles bepaalt door de vraag hoé de provincie als gebiedsregisseur invulling geeft aan de ruimtelijke puzzels die gelegd moeten worden.